-
1 bezorgen
3 [afleveren] deliver♦voorbeelden:iemand een baan bezorgen • get someone a jobhij zal zichzelf nog een minderwaardigheidscomplex bezorgen • he'll give himself an inferiority complexzijn goede opleiding bezorgde hem een plaatsje bij … • his good education secured him a place with …iemand/zichzelf een slechte reputatie bezorgen • disgrace someone/oneselfdat bezorgt ons heel wat extra werk • that lands us with a lot of extra workiemand verdriet bezorgen • cause someone sorrow3 goederen/boodschappen bezorgen • deliver goods/messages4 zevende uitgave, bezorgd door dr. A. B. • seventh edition, edited by dr. A. B. -
2 iemand een baan bezorgen
iemand een baan bezorgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een baan bezorgen
-
3 helpen
4 [zijn dienst verlenen] help (out)5 [behulpzaam, werkzaam zijn tot verbetering] help6 [baten] help8 [castreren, steriliseren] fix♦voorbeelden:1 kun je mij aan honderd gulden helpen? • can you let me have a hundred guilders?help! help! • help! help!2 welke specialist heeft u geholpen? • which specialist did you see/have?3 iemand een handje helpen • give/lend someone a handiemand iets helpen dragen • help someone (to) carry somethingik help het je hopen • I'll keep my fingers crossed for youals ik jullie kan helpen … • if I can help/be of assistance to you, …help me eraan denken, wil je? • remind me, will you?ze helpt me uitstekend • she's a great help to mehelpen bij een operatie • assist at an operationiemand uit/in zijn jas helpen • help someone out of/into his coatik zal hem er wel door helpen • I'll see him through itiemand ergens vanaf helpen • help someone get rid of somethingiemand aan een baan helpen • get someone fixed up with a jobiemand aan iets helpen • help someone get somethingiemand op weg/op dreef helpen • help someone get going/startediemand weer op de been helpen, iemand er weer bovenop helpen • put/set someone back on his feet againiemand/een dier uit zijn lijden helpen • put someone/an animal out of his/its miseryik kan het niet helpen, maar ik vind het verkeerd • I can't help feeling it's wrongkan ik 't helpen dat hij zich zo gedraagt? • 〈 ook〉 is it my fault if he behaves like that?wat helpt het? • what good would it do?, what's the use?die vitaminen hielpen echt • those vitamins really did the trickprotesteren zal heus niet helpen • protesting won't do any gooddat helpt tegen hoofdpijn • that's good for a headache7 kan ik u helpen? • can I help you?wordt u al geholpen? • are you being served?8 wij hebben onze kat laten helpen • we have had our cat neutered/fixed -
4 opleveren
2 [opbrengen] yield3 [voortbrengen] produce♦voorbeelden:2 wat levert dat baantje op? • what does/how much does the job pay?een tekort/nadelig saldo opleveren • leave/show a deficitdie transactie levert verlies/winst op • that transaction yields a loss/profitvoordeel opleveren • yield profitiemand geen enkel voordeel opleveren • avail someone nothingwat levert het mij op? • what's in it for me?niets/weinig opleveren • be unprofitablehet schrijven van boeken levert weinig op • writing (books) doesn't bring in muchdit werk levert ƒ20,- per uur op • this job brings in 20 guilders per hour3 levert dat enig bezwaar op? • is that any objection?het heeft me niets dan ellende opgeleverd • it caused/brought me nothing but miserygevaar opleveren • cause/present dangerhet gewenste resultaat opleveren • produce the desired resulthet heeft hem veel vijanden opgeleverd • it has made him many enemieshet onderzoek leverde niets op • the study/research did not yield any resultsniets/geen resultaat opleveren • produce/bring no results, get (someone) nowheredie maatregel heeft nog weinig of niets opgeleverd • that measure has had little or no effect up to now -
5 iemand aan een baan helpen
iemand aan een baan helpenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan een baan helpen
-
6 kennen
2 [geleerd hebben] know3 [+ in] [raadplegen] consult4 [herkennen] recognize, know♦voorbeelden:ik wil eerst de feiten kennen • first I want to know the factsgeen gevaar kennen • be oblivious to dangerje kent Jan toch wel! • you must know John!geen medelijden kennen • know no pitygeen schaamte kennen • have no shamede Engelse wet kent dat onderscheid niet • English law does not make that distinctiongeen zorgen kennen • be carefreezich doen kennen als • prove/show oneself to be〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen ! • give 'em hell!zich van zijn beste kant laten kennen • show oneself at one's best〈 figuurlijk〉 hij wilde zich niet laten kennen en deed toch mee • he didn't want to be thought badly of and joined iniemand leren kennen • get to know someone, make someone's acquaintanceelkaar (beter) leren kennen • become/get (better) acquainted, get to know each other (better)ken je deze al? • have you heard this one?ik ken haar al jaren • I've known her for yearszo ken ik je helemaal niet • I've never known you like this beforesinds ik jou ken … • since I met you …dan ken je me nog niet • you haven't seen anything yetdat kennen we hier niet • we don't have that sort of thing hereiemand van gezicht/van naam kennen • know someone's face/someone by namehij kent de omgeving als zijn broekzak • he knows the area like the back of his handiemand door en door kennen • know someone inside out2 een taal kennen • know/speak a languageons kent ons • we know what to expectiets van buiten/uit zijn hoofd kennen • know something by heart¶ te kennen geven dat … • indicate that …een wens te kennen geven • express a desirezijdelings te kennen geven • intimate, hint -
7 begrijpen
3 [omvatten; bevatten] include♦voorbeelden:1 hij begreep de wenk • he took the hint, he got the messagedat kan ik begrijpen • I (can) understand thato, ik begrijp het • oh, I seeik begrijp er niets van • I don't understand it; 〈 met betrekking tot probleem〉 I can't make head or tail of itik begrijp best dat … • I quite understand that …laten we dat goed begrijpen • let's get that cleardat begrijp ik niet helemaal • I don't quite understand/follow thathij begrijpt het nog steeds niet • 〈 met betrekking tot verrassende gebeurtenis〉 he can't get over itbegrijp je het/me nog? • are you still with me?jullie zullen begrijpen dat … • it will be clear to you that …dat laat je voortaan, begrepen! • I'll have no more of that, is that clear?/do you hear?als je begrijpt wat ik bedoel • if you see what I meanbegrijp ik je goed? • do I understand you correctly?iemand/iets verkeerd begrijpen • misunderstand someone/somethingik heb uit zijn woorden begrepen dat … • I understand/gather from what he says that …¶ het niet op iemand/iets begrepen hebben • 〈 niet vertrouwen〉 distrust someone/something; 〈 een hekel hebben aan〉 dislike someone/somethingze hebben het op uw baan begrepen • they're after your job -
8 pas
pas1I 〈de〉2 [paspoort] passport3 [leger] pass4 [in gebergte] pass♦voorbeelden:1 een flinke/veerkrachtige pas • a brisk/buoyant stepgrote passen maken/nemen • strideiemand de pas afsnijden • cut/head someone offer (flink/stevig) de pas in houden • keep up a brisk pacede pas inhouden • check one's stepeen kreet deed mij de pas inhouden • a cry brought me up short/stopped me dead in my trackszijn pas versnellen • quicken one's stepin de pas lopen/blijven (met) • 〈 leger〉 be in step (with)/keep step (with); 〈 figuurlijk ook〉 be/stay in line (with)uit de pas raken/lopen • fall/be out of steptwee passen hier vandaan • just a few steps away2 een pas aanvragen/laten verlengen • apply for a passport, get one's passport extendedII 〈 het〉1 [gunstige gelegenheid] 〈zie voorbeelden 1〉2 [waterpas] level♦voorbeelden:bij/in iets te pas komen • enter into the matterjouw gedrag komt hier niet te pas • your conduct is unbecoming hereiemands naam te pas en te onpas noemen • bandy someone's name aboutgezien de sterke concurrentie, zal ik er wel niet aan te pas komen • the competition being so strong, I suppose I won't get a chancehet komt niet in zijn kraam te pas • it does not suit his purposehet kwam zo in het gesprek te pas • it just cropped up in the course of the conversationals het zo te pas komt, dan … • on occasion …, if required …het leger moest er aan te pas komen • the army had to step iner moest een sleepboot aan te pas komen om … • a tug had to be called in to …daar komt wat meer ervaring bij te pas • that requires a bit more experienceer komt meer bij te pas dan … • there's more to it than …goed te/van pas komen 〈 bijvoorbeeld geld〉 • come in handy/usefulvan pas • (just) in time, in the nick of timedat komt uitstekend van pas • that's just the thinghet komt nu niet erg van pas • it is inconvenient at the momentzijn cursus zelfverdediging kwam hem nu goed van pas • his self-defence classes stood him in good steadaltijd wel van pas komen • always come in handy¶ dat geeft geen pas • that is unbecoming/not donehet geeft geen pas voor een heer om … • it does not become a gentleman to …————————pas21 [juist zo groot als het zijn moet] fit2 [waterpas] level♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉2 [niet meer dan] only, just4 [in nog hogere mate] really♦voorbeelden:pas aangekomen gasten • new arrivalshij begint pas • he's just beginning, he's only just startedpas geplukt • freshly pickedeen pas getrouwd stel • a newly-wed couplepas geverfd • wet paintik heb pas nog een brief van haar gekregen • I received a letter from her only recentlyik werk hier nog maar pas • I'm new to the jobzo pas • only a minute ago, just nowhet is pas een jaar geleden • it's only/barely a year since it happenedhij is pas vijftig (jaar) • he's only fifty3 dan pas, nu pas • only then, only nowpas toen vertelde hij het mij • it was only then that he told mepas toen hij weg was, begreep ik … • it was only after he had left that I understood …, only after/not until he left did I understand …pas geleden/een paar dagen terug • only recently/only the other daydit is pas whisky • now this is what I call whisky!dat is pas leven! • this is the life!dat is pas hard werken! • now, that's what I call hard work! -
9 maken
3 [scheppen] make, create4 [in een toestand/positie brengen] make5 [uitvoeren, doen plaats hebben] make ⇒ do7 [bedragen] make, be8 [veroorzaken] cause♦voorbeelden:een gebroken schaal maken • mend a broken dishzijn auto laten maken • have one's car repaired/fixedcider wordt van appels gemaakt • cider is made from appleseen tafel die van hout/staal is gemaakt • a table made of wood/steel4 iemand voorzitter maken • make/appoint someone chairmaniemand dood/blind maken • kill/blind someonemaak het kort • make/keep it shortiemand wanhopig maken • drive someone to despairzoiets maakt me woest! • this kind of thing really drives me up the wallhet is maar wat je ervan maakt • it all depends on what you do with/make of iter het beste van maken • make the most of ithij maakt er niet veel van • he is not doing too well, he is making a bit of a mess of ithij maakt er nog niet veel van • he is not very good at it yetervan maken wat ervan te maken valt • make the best of a bad jobhij zal het niet lang meer maken • he is not long for this worldergens een werkplaats van maken • turn something into a workshopje hebt daar niets te maken • you have no business therehij kan mij niets maken • he's got nothing on meje hebt het ernaar gemaakt • you've asked for it6 veel geld maken • make/earn a lot of money8 slachtoffers maken • lead to fatalities/casualtieshet slechte weer maakte dat ze de trein miste • the bad weather caused her to miss the trainje hebt er niets mee te maken • it is none of your businessdat heeft er niets mee te maken • that's got nothing to do with itdan krijg je met mij te maken • in that case you'll have to deal with meze wil niets meer met hem te maken hebben • she doesn't want anything more to do with himmoeder en kind maken het goed • mother and baby are doing wellhij maakt het slecht • he is not (doing too) wellik weet het goed gemaakt • I'll tell you what, I'll make you an offerhoe maakt u het? • how do you do?hoe maakt je broer het? • how is your brother?van een vijf een zes maken • change/turn a five into a sixmaak dat je wegkomt! • get out of here! -
10 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily -
11 man
1 [volwassen mannelijk mens] man3 [echtgenoot] husband4 [flink persoon] man5 [lid van een bemanning] man, hand6 [lid van een groep/team] man♦voorbeelden:1 de aangewezen man voor dat karweitje • the best/obvious man for the jobbeste man 〈 ook ironisch〉 • my dear fellow/mande goede man weet nog van niets • the poor man/fellow knows nothing yethij is hier de grote man • he is the big boss herehij is geen vrij man • he is not his own manhij is er de man niet naar om • he is not the (sort of) man who wouldeen man uit duizenden • a man in a millioneen man van de daad/wereld • a man of action/the worldeen man van weinig woorden • a man of few wordshij is een man van zijn woord • he is as good as his wordals mannen onder elkaar • man to manach man, hou toch op • ah, come off it10.000 man publiek • a 10,000-strong audience〈 figuurlijk〉 de gewone/kleine man • the man in the street, the common manvijf man sterk • five strongiets aan de man brengen • sell somethingiemand recht op de man af iets zeggen • give it to someone straightiemand iets (recht) op de man af vragen • ask someone a point-blank question, ask someone something straighteen tientje de man • ten guilders eachals één man • as one (man)〈 spreekwoord〉 een gewaarschuwd man telt voor twee • forewarned, forearmed3 aan de man komen • find (oneself) a husband/manzijn dochters aan de man brengen • marry off one's daughters4 zijn verdriet dragen als een man • bear one's grief/take it like a manzich met man en macht tegen iets verzetten • resist something with might and mainmet hoeveel man zijn we? • how many are we?7 bloemenman • florist, flowerseller¶ onder die voorwaarden ben ik je man • under these conditions, I'm with you -
12 gaan
1 [zich verplaatsen] go ⇒ move3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:een uur gaans • an hour's walk〈 figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈 achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badlyhoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈 informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go nowaan de kant gaan • move aside〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈 ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queueals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should beals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like thiser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottlezij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?zijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikersdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈 zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyje weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's lifedaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type -
13 betaald
2 [gekocht, gehuurd] paid (for), hired♦voorbeelden:iemand iets betaald zetten • get even with someoneiemand iets dubbel en dwars betaald zetten • return something to someone with interest -
14 ei
ei1 [biologie] [eicel] ovum, egg2 [met betrekking tot vogels; iets met een eivorm] egg♦voorbeelden:gepocheerde eieren • poached eggseen hard ei • a hard-boiled eggmet rotte eieren gooien (naar iemand) • throw rotten eggs (at someone); 〈 figuurlijk〉 sling mud (at someone)verse eieren • new-laid/fresh eggseen vuil ei • an egg with a blood speckdat is voor haar een zacht(gekookt) eitje • it's a piece of cake for hereen ei leggen/uitbroeden • lay/hatch an eggeieren met spek • bacon and eggs〈 spreekwoord〉 beter een half ei dan een lege dop • half a loaf is better than no bread/than none -
15 geluk
3 [prettige toevalligheid, gebeurtenis] lucky thing ⇒ piece/bit of luck, 〈 meevaller, mazzel〉 lucky break♦voorbeelden:op goed geluk (af) • on the off-chance, hoping for the beststom geluk hebben • be dead luckyzijn geluk beproeven • try one's luckdat brengt geluk • that will bring (good) luckals ze geluk heeft, haalt ze 't misschien • with (a bit of) luck/if she's lucky she might make itiemand geluk toewensen • wish someone luck/happinessdoor stom geluk • by pure chance/sheer luckgeluk hebben in het spel/de liefde • be lucky at cards/in lovehij mag van geluk spreken • he can count himself lucky, he can/may thank his lucky starsveel geluk! • good luck!dat is meer geluk dan wijsheid • that is more (by) good luck than good judgement; 〈 gezegd wanneer een beginner of onkundige slaagt of wint〉 (that's just) beginner's luckhij kon zijn geluk niet op • he couldn't get over it/was beside himself with joyhet geluk hebben • be fortunate/lucky enough (to)dat is een geluk bij een ongeluk • it could have been a great deal worsehet was zijn geluk dat hij zwemmen kon • it was lucky/a good job for him that he could swimdat was je geluk • that saved youwat een geluk dat je thuis was • a lucky thing you were (at) homeeen gelukje • a stroke of (good) luck, a windfall, a godsend -
16 oplopen
1 [naar boven lopen] go/run/walk up3 [op weg gaan] walk on/along5 [botsen op] bump/run into♦voorbeelden:1 de trap oplopen • run/go/walk up the stairstegen de dijk oplopen • run up the dikeeen rekening laten oplopen • run up a bill/an accountal die kleine bedragen bij elkaar, dat loopt flink op • all those small sums put together, it mounts uphet kan oplopen tot ettelijke miljoenen • it may run/amount to several millions3 de straat oplopen • walk/come into the streetsamen (een eindje) oplopen • walk some/part of the way together4 de straat loopt op • the street rises/climbs5 tegen iemand oplopen • bump/run into into someonetegen een mooi huis/goede baan oplopen 〈 figuurlijk〉 • run into a nice house/good jobII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opdoen] catch, get2 [scheepvaart] [inhalen] overtake♦voorbeelden:schade/een verlies oplopen • sustain/suffer/receive damage/a losseen verkoudheid oplopen • catch a cold
См. также в других словарях:
get — [ get ] (past tense got [ gat ] ; past participle gotten [ gatn ] ) verb *** ▸ 1 obtain/receive ▸ 2 become/start to be ▸ 3 do something/have something done ▸ 4 move to/from ▸ 5 progress in activity ▸ 6 fit/put something in a place ▸ 7 understand… … Usage of the words and phrases in modern English
get — /get/ verb past tense got, past participle got especially BrE gotten especially AmE present participle getting RECEIVE/OBTAIN 1 RECEIVE (transitive not in passive) to be given or receive something: Sharon always seems to get loads of mail. | Why… … Longman dictionary of contemporary English
job — W1S1 [dʒɔb US dʒa:b] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(work)¦ 2¦(duty)¦ 3¦(something you must do)¦ 4 on the job 5 I m only/just doing my job 6 it s more than my job s worth 7 do the job 8 have a job doing something/have a job to do something 9 do a job on… … Dictionary of contemporary English
job — [ dʒab ] noun *** ▸ 1 work to earn money ▸ 2 particular piece of work ▸ 3 duty ▸ 4 a crime ▸ 5 something of particular type ▸ 6 something computer etc. does ▸ + PHRASES 1. ) count work that you do regularly to earn money. When you ask someone… … Usage of the words and phrases in modern English
get — [get; ] also, although it is considered nonstandard by some [, git] vt. GOT, gotten, getting: see usage note at GOTTEN got, got [ME geten < ON geta, to get, beget, akin to OE gietan (see BEGET, FORGET), Ger gessen in vergessen, forget < IE… … English World dictionary
job — noun WORK 1 (C) the regular paid work that you do for an employer: get/find a job (as sth): Eventually, Mary got a job as a waitress. | take a job (=accept a job that is offered to you): I was so desperate that I took the first job that came… … Longman dictionary of contemporary English
job */*/*/ — UK [dʒɒb] / US [dʒɑb] noun Word forms job : singular job plural jobs Talking or writing about jobs: general job what you do regularly to earn money, especially what you do for a particular company or person. A full time job is a job that you do… … English dictionary
get — [c]/gɛt / (say get) verb (got, got or, Chiefly US, gotten, Archaic, gat, getting) –verb (t) 1. to obtain, gain, or acquire by any means: to get favour by service; get a good price. 2. to fetch or bring: I w …
get — I [[t]ge̱t[/t]] CHANGING, CAUSING, MOVING, OR REACHING ♦ gets, getting, got, gotten (past tense & past participle) (In most of its uses get is a fairly informal word. Gotten is an American form of the past tense and past participle.) 1) V LINK… … English dictionary
get */*/*/ — UK [ɡet] / US verb Word forms get : present tense I/you/we/they get he/she/it gets present participle getting past tense got UK [ɡɒt] / US [ɡɑt] past participle got 1) [transitive, never passive] to obtain, receive, or be given something Ross s… … English dictionary
job — ▪ I. job job 1 [dʒɒb ǁ dʒɑːb] noun [countable] 1. JOBS the regular paid work that you do for an employer: • What job do you do? • I ve applied for a job with the BBC. • 1,200 employees could lose their jobs … Financial and business terms